Maartje Nevejan over HARRY, TINY EN SONJA
Vrijdag 24 april, 2015
Door: Sander Houwen
Aan de muur van de werkruimte van Maartje Nevejan op de hoogste verdieping van een pand in het centrum van Amsterdam hangen post-it’s met daarop alle scènes van haar nieuwe documentaire Harry, Tiny en Sonja. Ze zijn geordend aan de hand van de hoofdpersonen (roze, groen en donkergeel), algemene scènes (oranje) en begeleiders en andere mensen (lichtgeel). De film volgt drie bewoners van de Lupinehof, een beschermende woonvorm in Capelle aan den IJssel. Na dertig jaar moeten ze verhuizen naar een 55+ complex in een gewone wijk. De documentaire bestaat voor het grootste deel uit roze, groen en donkergeel. Vandaar ook de titel.
“Toen we begonnen met filmen had ik in mijn hoofd om het hele proces van verzelfstandiging in beeld te brengen. Na een half jaar kwam ik tot de conclusie: het wordt helemaal geen drama, het is vooral heel interessánt wat hier gebeurt. De bewoners doen veel meer, ze knappen ervan op, ze hebben meer lol in hun leven. Dat is het moment waarop we besloten om alle “informatie” eruit te halen. Ik ben toen alle scènes op gaan schrijven en heb me afgevraagd: ‘kunnen we zonder oranje en geel? Zou dat werken?’ Ik kon er echt niet van slapen. Ik dacht: ‘De film wordt steeds kleiner en de koppen in de krant worden steeds groter: mensen die zelfmoord plegen, de urine die bij bewoners van zorghuizen over de enkels loopt, de verwarde-mensen-discussie. Mag je een verhaal zo klein maken terwijl het maatschappelijke debat zo groot is?’ Ik ben onwijs blij dat we dat hebben gedurfd. We dachten: ‘Als we de tragi-komedie vasthouden, dan kan het.’ Ik denk dat dat sowieso een heel goeie manier is om dingen te vertellen.”
AANLOOP
“Er komen mensen op mijn pad en die willen iets van mij. Die willen een film of die hebben een idee. En dan zeg ik: ‘Laat mij eerst maar even met die mensen hangen’. Dan gaat het altijd over iets anders dan waar zij denken dat het over gaat. Dat is voor mij niet altijd meteen helder. Maar helder wordt dan wel of ik iets met de mensen of het onderwerp heb. Ik begin vanuit een soort gevoel; iets dat heel diep geraakt wordt in mij. En dan denk ik: ‘Wat is dat?’ En dat is vaak iets heel maatschappelijks. Vervolgens probeer ik dat weer te vertalen naar een film die mensen raakt.
In dit geval had ik binnen deze instelling anderhalf jaar een ander project gedaan. Na dat anderhalve jaar werd bekend dat de bewoners moesten verhuizen. Toen heb ik gevraagd: ‘Jongens, hoe zouden jullie het vinden als we een film zouden maken? Dan komen jullie op de televisie en gaat iedereen jullie zien. Hoe vinden jullie dat?’ Doordat ik dat andere project had gedaan zeiden ze: ‘Ja, graag’. De begeleiding die er toen werkte vond het belangrijk dat dit proces van verzelfstandiging werd gedocumenteerd, want niemand wist welke kant het op zou gaan. Het had ook echt één groot drama kunnen worden. En dat kan het nog steeds.”
DE ZORG
“Nederland heeft per hoofd van de bevolking het hoogst aantal psychiatrische bedden ter wereld. Voor zo’n rijk en gelukkig land is dat natuurlijk bizar. Dat heeft allemaal consequenties. Dat kun je uitgebreid lezen in Vrij Nederland van 18 april. Het heeft te maken met deals van de zorgverzekeraars. Die kregen steeds meer geld om steeds meer zorg voor deze mensen in te kopen, zoiets is het. Wat je dus ziet is dat we deze mensen letterlijk de maatschappij uit hebben verzorgd: nog mooiere huizen, nog meer zorg, etcetera. Ze hoeven helemaal niets meer te doen en zijn uitbehandeld. Ze zien eigenlijk nooit meer een psychiater, behalve als de medicijnen niet goed meer werken. Maar met de mensen zelf wordt niets meer gedaan. En precies dat is nu aan het veranderen.
Toen Willem Alexander de participatie-samenleving uitriep kregen we langzaamaan door wat er aan de hand was. Er zit een enorm masterplan achter. Ineens ga je je afvragen waarom er mensen cursussen komen geven met als thema in je eigen kracht staan, ertoe doen, familie-support, you name it… Wij vonden dat allemaal zo raar. Toen die cursussen in dat anderhalf jaar dat wij aan het filmen waren voorbij kwamen, dacht ik: ‘Dus hier gaat alles aan opgehangen worden’. Ook deze verhuizing – hoewel uit iets anders voortgekomen – past er naadloos in.
Er wordt nu zo veel afgebroken wat eens de verzorgingsmaatschappij was. En als het goed gaat, dan valt er echt wel wat voor te zeggen, want ik geloof oprecht dat iedereen vrij wil zijn en zijn leven wil inrichten zoals hij of zij dat wil. Daar word je trots van. En dat zie je ook aan de mensen uit mijn film. Ze zijn gewoon trotser geworden. Maar als het misgaat is er geen vangnet meer. Dat is wat ik met de film ook wilde laten zien.”
CREW
“Bij deze film is het zo klein allemaal, zo dicht op de huid. Dan moet je een crew hebben die dat aankan. Wat fantastisch is aan Marc Schmidt (geluid) is dat hij dit helemaal snapt. Ook hij maakt films met dit soort thema’s. Op een andere manier weliswaar, maar zowel Marc als Sander Snoep (camera) zijn heel aardig voor die mensen. Ze stellen ze altijd op hun gemak. Ze zorgen dat wij dichtbij kunnen komen. Je moet niet iemand hebben met een air; daar wordt meteen doorheen geprikt. Wat hielp is dat Sander soms vreselijk om ze moest lachen. Dat vinden mensen fijn. Ook gekke mensen vinden dat fijn. Soms bleef hij ook ergens draaien en dan zei ik: ‘Ik ga even kijken wat er daar en daar gebeurt, want ik heb het gevoel dat daar ook nog iets is’. Dan ging ik gewoon ergens anders heen en bleef hij draaien. Dan kwam ik na een tijdje terug en zei ik: ‘We moeten nu daarheen, want Sonja gaat dit en dat doen’. Verder hoef ik hen niet te regisseren; zij zijn zo goed in hun vak. Regie is vooral uitleggen wat je aan het zoeken bent en dan samen kijken hoe je dat binnen scènes, in beeld en geluid, kunt vangen. Regisseren is weten waar de actie is.
Voor Willemijn Cerutti was het haar eerste film. Zij is een producent nieuwe stijl: een impact-producer. Dus we proberen met deze film echt impact te genereren. Dat probeer ik altijd met mijn films. Ik vind het super fijn om op bijvoorbeeld ministeries en congressen te draaien. Zelfs de Canta heeft op BZ en congressen gedraaid en dan krijgt iedereen de dvd. Dat vind ik gewoon cool. Ik heb nog nooit zo fijn en gelijkwaardig samengewerkt als nu met Willemijn. Zij was mijn partner in crime. Van script tot aan de première overlegden we alles. Na de zomer ga ik met de film op tournee.”
EINDREDACTIE
“De eindredactie bij Human bestaat uit John Appel, Niek Koppen en Peter Delpeut. Tijdens het schrijven van het script heb ik met name veel gewerkt met Peter. Na anderhalf jaar filmen en monteren heb ik met de eindredactie twee keer een screening gehad. Tot op het laatst bleef het de vraag of de scène dat ze aan tafel zitten en samen eten, de eindscène kon zijn. Het geeft weer wat er aan de hand is: ze komen niet in de gewone maatschappij, dat lukt ze niet. Ze krijgen geen werk en je voelt dat dat stigma nog veel te groot is. Maar ze gaan wél voor elkaar zorgen en dat vond ik heel mooi en ontroerend. Maar wat zeg je met zo’n einde? Wat zeg je daarmee over wat er nu aan de hand is? De eindredactie vond het een happy end. Daar was ik het niet mee eens. Dat zit ‘m bij deze film in heel subtiele dingen. Een pauze die langer duurt, een wijd shot langer laten staan, waardoor het net iets anders gaat betekenen.
Wat een goede eindredactie op zijn best doet is de moed geven om nog radicaler je keuzes te maken. Ook Menno Boerema, waar Ruben van der Hammen (montage) veel mee samenwerkt, heeft ons geholpen door ernaar te kijken en te zeggen: ‘Durf nog meer weg te laten’. Dat was bij deze film echt het ding. Totdat er zo weinig overbleef dat ik dacht: ‘Zeggen we nou nog wat? Zeggen we eigenlijk nog wat we wilden zeggen? En zegt het wel genoeg?’ Dat was mijn angst. Dat heb ik echt tot twee weken voor de première gehad.
Toen de film anderhalf uur was is de eindredactie komen kijken. We hebben toen de beslissing genomen om heel veel weg te laten. De verhaallijn van de begeleiding bijvoorbeeld. De eindredactie zei: ‘Ga gewoon helemaal voor het perspectief van Harry, Tiny en Sonja’ en dat hebben we gedaan. Toen hebben we ook de titel veranderd. Het is hún verhaal geworden.
Ik verwacht altijd rampen als de eindredactie mee gaat kijken. En ik kan er ook niet zo goed tegen. Dat gepassioneerde van mij heeft namelijk ook een downside en dat is dat ik gewoon zó kwaad kan worden als er iets uit moet waarvan ik denk dat het erin moet blijven. Dan zeg ik:
MUZIEK
“De uitdaging in deze film was om enerzijds niet een soort naïeve utopist te worden en anderzijds niet de somberman. De vraag was steeds: hoe kan deze film gaan bijdragen aan meer begrip? Op een gegeven moment zeiden de eindredacteuren dat die muziek er wel uit kon, dat die helemaal niet nodig was. Terwijl ik juist de hoofdpersonen wilde eren door muziek te kiezen waar zij ook iets mee hebben. Ik dacht: ‘Dan wordt het ook leuk voor hén. Dan wordt het niet zo’n intellectuele stille film.’ Ook al draait alles om ‘stilte’ en ‘weinig’; het moet ook leuk blijven. Dus er moet ook een beetje lekkere muziek in.
Muziek is een enorm ding geweest in de film. Onder deze documentaire kun je namelijk geen arty-farty pling-plong-ploing-muziek van John Cage zetten. Hier moest een soort volksmuziek onder, vond ik. Leo Anemaet heeft mij geholpen precies de muziek te vinden die ik zocht. We hebben van alles met muziek geprobeerd. Van helemaal eruit laten, tot heel heftige hoorn-muziek en van een soort circusmuziek tot bijna zigeunermuziek. Uiteindelijk hebben we voor dat laatste gekozen. Zigeunermuziek heeft die snik, dat tragi-komische. We hebben de muziek overal vandaan gehaald. Vooral van Italiaanse componisten van filmmuziek en levensliederen. Onder andere Nicola Piovani. En zelfs Bocelli heeft erin gezeten. Daar hou ik erg van; dat is een beetje mijn ziel. Ik ben heel erg van dat Napolitaanse levenslied. Op een gegeven moment was het té Italiaans. Het is een beetje zoals Kaos, een voorbeeld van een film die ik onlangs weer bekeken heb. Ik dacht: ‘die sfeer moet het hebben’. La Strada, maar dan zonder dat het te bekend is. Een soort melancholische onderlaag waar je wel om kunt lachen. Dat effect hebben we heel erg geprobeerd te bereiken.
Voor het overleg met de eindredactie heb ik Ruben geïnstrueerd. Ik heb gezegd: ‘Ruben, jij kent mij nu. Geef mij een trap als die vlam aan gaat. Neem jij het maar over.’ Dat deed hij fantastisch. Dus ik heb een beetje mijn mond dichtgehouden. En de eindredactie had op allerlei punten gelijk, maar op die van de muziek niet. Dan komt er dus een moment waarop de muziek aan de orde gaat komen en dan zegt Ruben: ‘Daar gaan we even naar kijken’. En dan denk ik: ‘Daar gaan we naar kijken? Echt niet! Die muziek gaat er dus niet uit! Ik wil niet zo’n documentaire-documentaire maken, we maken ook gewoon een leuke film!’ En dan zegt Ruben: ‘Je hoeft dat toch niet te doen? Het is gewoon een suggestie. Laten we het een keer proberen. We kunnen het toch proberen? Bij toeval kan je ook iets vinden.’ En dan zeg ik: ‘Ja, daar heb je helemaal gelijk in’. Toen hebben we even geprobeerd om de muziek weg te laten en de happy kant van mijn inbreng er helemaal uit te halen en werd het een soort heel zware Scandinavische documentaire. Het was echt wel goed en mooi, maar ik werd er zo verdrietig van. Ik zei: ‘Ruben, ik zie wel dat het werkt, maar het is zó niet waar ik voor ga. Het is zó niet wat ik wil met deze film en hoe we gedraaid hebben de hele tijd. We hebben zo veel gelachen ook met hen. Ik wil gewoon niet dat ze in zo’n drama terechtkomen’. En dan zei de eindredactie: ‘Als filmmaker snappen we wel dat je die muziek wilt, maar vertelt de muziek de waarheid?’ en dan zei ik: ‘Dat ís voor mij de waarheid. Dat is ook waarom ze mij vertrouwen. Omdat ze met mij kunnen lachen. En niet omdat ik ze zielig vind.’ Achteraf gezien zijn die gesprekken heel goed, maar als ik er middenin zit… ik ben daar zo slecht in.”
PINTER-SCÈNES
“Mensen zijn geraakt door de film omdat de kijker ook weleens gevoeld heeft waar mijn hoofdpersonen doorheen gaan. We hebben allemaal weleens op zo’n bank gezeten met een vriend of een vriendin en dat je denkt: ‘Waar moeten we het in godsnaam over hebben?’ Dat ontroert mij heel erg aan hen. Alles wat zij zeggen of doen ken ik. Alleen ik heb allemaal mechanismen om dat niet te laten merken of om dat uit de weg te gaan.
Neem de scène met die hele lange stilte. Wij noemen die de ‘Pinterscène’. Die scène duurde drie kwartier. Sander, Marc en ik durfden amper adem te halen in die kamer. Daar stonden we dan. Ze waren zo aan ons gewend. Ze merkten ons niet meer op. Ik zag Sander heel erg geconcentreerd worden en Marc ook. Dat je denkt: ‘Oh, daar gaan we’. Je voelt het gewoon aan alles. En dan die hele lange stilte. En dan die camera die naar het schilderij beweegt. Dan denk je: ‘Ah… dit wordt gewoon prachtig’. Toen we terugreden zeiden Marc en Sander: ‘Als je deze scène er niet in durft te doen, dan vermoorden we je. Hier moeten we mee openen.’
In de film zitten twee Pinter-scènes. De ene Pinter-scène is die met de lange stilte en de tekst ‘ik maak nooit iets mee’, de ander is als de twee dames zitten te roken. Dat zijn scènes waarvan je denkt, die moeten de film gaan dragen. Van daaruit zijn we dan ook gaan monteren. Daar moesten we terecht kunnen komen én weer bij weg kunnen gaan. Als dat lukt, dan hebben we de stijl van de film. Want het is én grappig én ontroerend. En die leegte herkennen we allemaal. Het is precies dat wat wij gewone mensen de hele dag lopen op te vullen om dat maar niet te voelen. En zij gaan dat wél aan. En met such grace… Zo fucking ontroerend gewoon. En het is ook het hart van waar het over gaat: ‘Ja, we moeten er maar iets van maken hè?’ We zaten in de auto terug en we waren helemaal euforisch. Die teksten, dat kan je toch gewoon niet verzinnen? Dan wordt documentaire zo mooi. Het allermooiste wat er is hè, kan het zijn.”
Harry, Tiny en Sonja gemist? Kijk de documentaire HIER terug.
Een Cerutti/Human productie. Regie: Maartje Nevejan, camera: Sander Snoep, geluid: Marc Schmidt, montage: Ruben van der Hammen
Door: Sander Houwen