Het belang van filmmakers die hun nek uitsteken

Blog

Dinsdag 23 april, 2013

De zevende aflevering van een serie waarin producenten over hun vak spreken. Een interview met regisseur/producent Frank Scheffer, bovenal bekend vanwege zijn omvangrijke oeuvre, waarin film en de 20e eeuwse moderne muziek een huwelijk aangaan. Hij maakte diverse films over componisten als John Cage, Elliott Carter, Igor Stravinsky en Frank Zappa. Daarnaast produceerde hij voor zijn productiemaatschappij Allegri Films films van Brigit Hillenius, Ramón Gieling, Nathalie Alonso Casale, Johan van der Keuken, Dick Tuinder en Jacques Laureys. Volgend jaar komt zijn film Het Innerlijk Landschap over de Chinese componist Guo Wenjing en de Sichuan Opera af. Hij werkt op dit moment nauw samen met producente Jia Zhao en oriënteert zich op een nieuw (artistiek) producerschap.
Er was een moment dat je je eigen films ging produceren.
In 1987 draaiden we Time is Music. Mijn producent had weinig idee over waar ik mee bezig was. Ik had net een interview met Elliott Carter en Conlon Nancarrow in de IJsbreker gedaan en ik had nog 3 rollen in het busje van Frans Bromet, de cameraman, liggen. We zouden naar Middelburg vertrekken, want daar zat Morton Feldman op ons te wachten. En Morton Feldman is één van de hele grote componisten. We liepen vanuit de IJsbreker naar de bus en toen bleek dat de rollen weg waren. We probeerden de producent te bellen, maar die gaf geen sjoege. Later bleek hij ze uit de auto gehaald te hebben. Hij vond het wel welletjes; we hadden wel genoeg materiaal gedraaid, vond hij. Anderhalve maand later stierf Morton Feldman. Toen dacht ik: ‘dit mag mij nooit meer overkomen. Dit is zo erg dat ik echt moet zorgen dat ik het in eigen hand houd’.
th_250_1000_elliottbrooklynbridge
Elliott Carter Brooklyn Bridge
 
Toen ben je zelf gaan produceren?
Iemand van het Filmfonds zei dat Kees Kasander me beter zou begrijpen. We hebben samen Stravinsky The Final Chorale opgezet. All Arts deed speelfilms en daarnaast documentaires. Ik kreeg daar het gevoel dat er een ander soort gevaar dreigde, nl. dat de olifantspoten van de speelfilm de porseleinen kast van de documentaire dreigden in te trappen. Ook qua budget. De enorme budgetten bij de speelfilm en een heel klein budgetje bij de documentaire. En er hoeft maar iets mis te gaan. Ik stelde voor een apart bedrijfje op te richten voor de documentaire onder de holding van All Arts. Daar waren ze het onmiddellijk mee eens. Ik werkte toen samen met Ton van der Lee. Vervolgens ging All Arts failliet. De curator ging er mee akkoord dat wij bleven bestaan. En zo hadden we vanaf datmoment onze eigen productiemaatschappij Allegri Films. Begin jaren 90.
Maar jullie deden ook speelfilm. Memory of the Unknown van Nathalie Alonso Casale, bijv.
Ja. Er dreigde weer het zelfde. Ton wilde een speelfilm produceren met Ian Kerkhof, die tegenwoordig Aryan Kaganof heet: Naar de Klote. Ik was het daar niet mee eens om de zelfde reden als toen bij All Arts . Vanwege die enorm verschillende budgetten. Ton is daarna zelf doorgegaan en ik heb Allegri Films in mijn eentje overgenomen. Tot ongeveer 2005 heeft Allegri Films een stuk of 15 films geproduceerd; buiten de 20 films van me zelf. Dat was dus een flinke productie per jaar. Dat ging heel hard.
th_250_1000_FrankScheffer
Frank Scheffer
Tot 2005.
Ja. Toen kwam er die regel van het Filmfonds dat je als producent niet meer je eigen films mocht regisseren. Dat was in mijn geval nogal problematisch. Want de ruggengraat van Allegri Films waren mijn eigen films. En daarnaast produceerde ik voor anderen.
Wat was het gevolg?
Ik moest toen dus met andere producenten gaan werken. Daarvoor maakte ik 1 à 2 films per jaar. Sinds ik met andere producenten samenwerk is dat 1 film in de 2 à 3 jaar. En waar dat aan ligt? Ik zie produceren als een soort van necessary evil. Dat bedoel ik niet negatief. Ik ben een regisseur; ik produceer om de vrijheid te creëren om in een flow te komen. De flow van mijn eigen ontwikkeling, van mijn carrière, van mijn eigen continuïteit. Door zelf te produceren heb ik die eigen continuïteit ook gewaarborgd, waardoor ik een oeuvre heb kunnen opbouwen. Het produceren voor anderen, vooral jonge filmmakers heb ik altijd erg fijn gevonden. Ik heb meerdere jonge filmmakers hun eerste film laten maken. Dick Tuinder, Brigitte Hillenius, Jacques Laureys, de eerste speelfilm van Nathalie Alonso Casale; noem maar op.
Je maakt nu minder. Leg dat eens uit.
Het werkt dus blijkbaar heel vertragend. Het hoeft niet altijd aan de producent te liggen; het komt misschien ook omdat de projecten wat groter worden. Lange documentaires voor de bioscoop. Maar laten we het midden kiezen van de stelling. Het is mijn ervaring dat er sprake is van inefficiëntie in het communiceren met een productiebedrijf dat niet geheel betrokken is met wat jij vindt. Dat werkt non-productief; in ieder geval minder productief dan daarvoor. Ik weet uit ervaring dat producenten die meer dingen op hun bordje hebben, minder tijd hebben. En wat mij vreselijk is tegengevallen, is de betrokkenheid van de producent. Misschien ben ik een oude romanticus, maar ik heb een soort idee dat je het proces en het plezier in het werk, zeker van zo’n gek en complex ding als het maken van een film, met elkaar deelt als maatjes. Het is tenslotte een soort huwelijk. Maar met de producenten waar ik de laatste zes, zeven jaar mee samen heb gewerkt, is het toch een beetje zo dat je in je eentje aan het ploeteren bent.  En het vervelende is: je zit wel alleen te ploeteren. Maar in wezen kan je niks, want de man achter de knoppen blijft de producent. Dat is heel frustrerend.
th_250_1000_FrankZappa1977PavillondeParis
Frank Zappa 1977, Pavillion de Paris
Het organiseren van je eigen films maakt deel uit van het proces. In ieder geval bij documentaire. Is dat nu anders omdat er een kantoor achter zit?
Zeker. Maar het schijnt voor een producent gecompliceerder te zijn geworden dan in mijn tijd. In de zin dat de eisen van het Filmfonds en van andere subsidiegevers zwaarder zijn geworden. Maar het is mijn ervaring dat als je in een goede flow zit, je altijd meer met minder kunt. Dus in wezen kan je dan als regisseur juist de budgetdruk verminderen. En ik heb nu de indruk dat als het formeler is, dat het juist uiteindelijk meer kost. Omdat je nl. niet zo snel creatief kunt zijn in het oplossen van problemen. Dat je dan dus minder efficiënt bent.
Jos de Putter zei ooit, in dit verband, over zijn eerste film over zijn vader: ‘mijn ouders kan ik zelf wel bellen’.
Ja. Produceren is het logisch gevolg van het maken. In mijn geval was het helemaal logisch. Ik houd me bezig met moderne muziek. En dat is nu niet bepaald een gebied dat bekend is in de filmwereld. Ik kan me dan voorstellen dat de betrokkenheid van de producent minder is en hij niet precies begrijpt wat ik aan het doen ben. Maar het ligt heel subtiel hoe je iets regelt. Zeker als je werkt met grote componisten zoals in mijn geval. Er is een bepaalde manier van communiceren voor nodig, die je beter aan mij kunt over laten dan aan een producent. Natuurlijk zijn er een aantal taken, die een producent moet beheersen. Zoals het maken van contracten; het goed in de gaten hebben van hoe het met de rechten moet zitten. Groot recht, klein recht, uitgeverij, enz, enz. Maar daar heb ik al die ervaring zelf al voor opgebouwd. Dus uiteindelijk kan ik die gesprekken beter voeren dan de producent zelf. Wat weet de producent precies van de uitgeverij, die muziek uitgeeft voor een componist? Dat is heel wat anders dan een componist vragen muziek voor je film te schrijven. En verder is de internationale coproductie natuurlijk steeds meer aan de orde. Ik ben met mijn films natuurlijk wel heel internationaal georiënteerd. In de vorige films heb ik de coproducenten zelf aangedragen en de contacten gelegd. Dat komt natuurlijk ook voort uit het soort films dat ik maak.
th_250_1000_FrankZappa1967London
Frank Zappa 1967, London
Ben je gaan produceren voor anderen om te overleven?
Nee. Het was veel meer zo dat Allegri Films een bepaalde kwaliteit van hoge kunst vertegenwoordigde die bij sommige makers een aantrekkingskracht had. Die kwamen dan bij ons. Veelal waren dat beginnende filmmakers. Maar ook aan de andere kant juist heel ervaren makers zoals Aryan Kaganof en Johan van der Keuken. Dat was heel prettig, want goede regisseurs. Als producent vind ik het bijzonder prettig een dialoog te hebben en elkaar te stimuleren. Dus ging dat produceren voor anderen hand in hand met de flow van mijn eigen productie. En Allegri Films  heeft natuurlijk een enorme staat van dienst; er staat een waslijst films op de CV. Ook al was het mijn ambitie niet om een groot producent te worden; dan heb ik het toch behoorlijk goed gedaan. Anders was het schip al wel eerder gestrand.
De kleine omroepen als Human en BOS worden of zijn weggevaagd en het wordt steeds formeler en moeilijker iets dat niet mainstream is van de grond te krijgen. Heb jij daar last van?
We leven absoluut in een crisis. Maar ook een crisis wat de kunstzinnige film betreft. De slots voor mijn soort films worden minder en minder. En er is natuurlijk de druk van de hoeveelheid publiek. Hanecke zegt in mijn filmTiger Eyes: ‘Over het algemeen is de tv bezig met allgemeine Volksverblödung’,i.p.v. educatie, omdat de meerderheid gehaald moet worden. Het grootste probleem is het niet serieus nemen van het publiek. Het vooroordeel dat sommige dingen te moeilijk zouden zijn. De publieke omroep moet volgens de wet 15% of zoiets inruimen voor kunst. Laat ze dan 10% aan kunst, die ik zie als entertainment, besteden en 5 % aan dingen die er echt toe doen. Waarbij de kijkcijfers onbekend blijven. Berio in mijn film Voyage to Cytherazegt dat als kunst entertainment is, is dat prima. Maar ‘when it wants to touch and shape the spirit of people, that’s something else’. In mijn geval neem ik mij zelf serieus als maker omdat ik het publiek serieus neem. Ik heb een brugfunctie. Door het av medium kan ik veel meer mensen bereiken met iets dat in wezen heel elitair is.
th_480_1000_DSC_1049
Still uit: Het innerlijke landschap, regie Frank Scheffer
Het subsidiebeleid is steeds formeler geworden.
Ja, maar dat is niet alleen bij film zo. Kijk wat er gebeurt in de muziek. Je ziet overal dat management belangrijker wordt dan het bevlogen inzicht van een curator. Dat zie je in de museumwereld, dat zie je overal. Daar zit natuurlijk het gevaar in. Want dat beklijft niet en dat blijft dus niet. Het gaat op in lucht en het eindigt in niets. Wat weten we van grote ontwikkelingen van onze ‘mensch’ in het verleden? Dat weten we door de creatieve kunstenaars die iets hebben gemaakt en die iets daarvan overgeleverd hebben. Daar kunnen we aan terug relateren. We kunnen niet terug relateren aan een grote jager, die twee bizons meer ving dan iemand anders. Maar die op dat moment als de belangrijkste werd beschouwd.
De term industrie valt steeds meer in subsidiekringen
Als Berio het heeft over ‘to touch and shape the spirit of people’  dat is géén industrie. Dat kan het ook nooit zijn. Maar het is wel een van de meest fundamentele oorzaken die er voor gezorgd hebben dat wij met zijn allen de planeet veroverd hebben. Als de intelligentie en creativiteit niet gevoed wordt bij die mensen, die daar gebruik van willen maken, stopt de groei. En ik denk dat we het ons niet kunnen permitteren om te stoppen met groeien, omdat de oplossingen die we op dit moment met onze beperkte intelligentie en creativiteit bedenken, er niet voor zorgen dat we het probleem, dat ons langzamerhand allemaal onderuit haalt, oplost. Dus het is een gemakkelijke en kortzichtige manier van denken.
Er is een discussie aan de gang over de artistieke speelfilm. Films gaan nu wel naar festivals, winnen eventueel prijzen, maar thuis in Rialto of ‘t Hoogt zitten maar 5 man en een paardenkop. Die makers zouden grotere thema’s moeten aanpakken, wordt er gezegd door sommigen.
Natuurlijk vind ik het prachtig als ik twee voorstellingen heb van Conducting Mahler in het Concertgebouw op één dag en ze zijn allebei uitverkocht. Dan vang ik 4 à 5.000 bezoekers. Geweldig. In 1982 ben ik begonnen met Elliott Carter en John Cage. Carter was de maincomposer tijdens het Holland Festival. Het Arditti Quartet, de champagne onder de kwartetten, speelde een middagvoorstelling in de Kleine zaal van het Concertgebouw. Er zaten meer mensen op de bühne dan in de zaal, bij wijze van spreken. Sindsdien heb ik geen waardeoordeel over de hoeveelheid toeschouwers die komen. Voor mij is het veel belangrijker dat 1 of 2 of 3 toeschouwers aangeraakt worden door iets dat ik doe en dat ze er iets mee kunnen. Dat beschouw ik als veel waardevoller. In die film van Werner Herzog, The Cave, zie je die prachtige grottekeningen van 35.000 jaar oud. Die Cro-Magnonmensen bedreven toen al kunst. De Neanderthalers, dat waren tijdgenoten, waren veel beter geequipeerd dan die Cro-Magnons om te overleven in ons klimaat. Maar bij die Cro-Magnons is een gedeelte van de hersenen beter ontwikkeld dan bij de Neanderthalers, zodat ze naar zichzelf en de planeet kunnen kijken. En kijk wie er uiteindelijk overleefd heeft. Dus kunst is voor mij geen luxe of bijverschijnsel. Het is essentieel voor wat we zijn. We zijn met zijn allen bezig onze planeet te verknallen. Dat gaat ons allemaal aan en daar moeten we een gezamenlijke oplossing voor vinden. Elliott Carter zegt in mijn film Time is Music: ‘De situatie wordt steeds gecompliceerder, dus we moeten gewoon slimmer worden. And then they will like my music’. Intelligentie en creativiteit zijn twee verschillende dingen. Intelligentie heeft een snellere activiteit van de hersenen, terwijl creativiteit juist een langzamere snelheid heeft. Dus een snelheid waardoor je meerdere perspectieven gaat zien. Dat is creativiteit. Die evolutionaire ontwikkeling van het slimmer worden van de mens, wordt gevoed door kunst. Door belangrijke nieuwe stappen. We praten hier over cinema, dus het belang van bepaalde filmmakers die hun nek uitsteken om te evolueren, is uiteindelijk veel groter dan de hoeveelheid toeschouwers die er in een zaal zitten.

Regisseer jij films of programma's die worden uitgezonden op televisie?

Meld je gratis aan bij auteursrechtenorganisatie VEVAM en ontvang vergoedingen voor je werken!

Sluit je aan bij VEVAM!

Contactgegevens

Dutch Directors Guild
De Lairessestraat 125 sous
1075 HH Amsterdam

kvk: 33298563
tel: +31 (0)6 836 72 215
e-mail: info@directorsguild.nl

Openingstijden:
Het DDG-bureau is telefonisch bereikbaar op:
maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 13.00 – 17.00 uur.