Nieuw DDG-lid: Nan Rosens – "Eigenlijk ben ik totaal gelukkig met wat ik doe.”

Blog

Donderdag 26 mei, 2016

Door: Sander Houwen

Nan Rosens zou je kunnen kennen van onder andere de films Voor ik het vergeet (2009), Een Goede Plek voor Dex (2014), Schitterend! (2015) en De Strijd om het Einde (2016). Verschuivende maatschappelijke moraal, daar gaan haar films over. Hoe opvattingen veranderen over het omgaan met dementie, levenseinde, kinderen met meervoudige beperking, tradities, seksuele moraal en hoe om te gaan met tegenslag. Ze studeerde Nederlands, gaf les aan het HBO en maakte een switch naar het bedrijfsleven. Tot ze op haar 30ste dacht: ik doe steeds hetzelfde.

“De dingen die ik deed herhaalden zich en ik had geen zin om tot m’n 65ste hetzelfde te blijven doen. Ik liep vast en op een gegeven moment dacht ik: ik houd dit niet vol. Toen ben ik gaan praten met mensen die ik kende en die bij de televisie werkten. Een researcher bij de IKON zei: “Je moet eerst maar eens gaan researchen, want dan doe je steeds een ander onderwerp. Ik zal de grande dame van de IKON, Mary Michon, eens vragen.” En zo kwam ik bij de IKON terecht.
Ik werd meteen in het diepe gegooid. De IKON had destijds een uitgebreide research-afdeling. Het was een fantastische leerschool: veel dingen bekijken, veel informatie verzamelen. Ze hebben nog geprobeerd om me het productievak in te krijgen, want ik was nogal goed in dingen regelen. Toen dacht ik: ik kan het heel goed, maar ik ga het niet doen. Daarvoor ben ik niet hier gekomen. Ik moet op dat inhoudelijke blijven, anders wordt ik wéér onrustig.

Het eerste dat ik zelf maakte en ook zelf verzonnen had was Vol Verwachting voor NCRV Dokument. Dat ging over stellen die hun eerste kind kregen. Vrouwen zaten klem tussen kind en werk enerzijds en tussen droom en werkelijkheid anderzijds. Je zag die ouders vastlopen. Ook op maatschappelijk vlak: hoe veranderen je ideeën als dat eerste kind komt.

Een film begint altijd bij de vragen die ik mezelf stel. Het gaat over maatschappelijke onderwerpen die vaak onder de aandacht worden gebracht aan de hand van één persoon of één familie. Het verhaal van die mensen kan klein zijn, maar staat dan voor een maatschappelijke beweging. Ik word het meest geboeid door vragen waar ik zelf geen antwoord op heb.
Nan_Rosens_Facebook_2
Ik probeer zelf zo min mogelijk onderdeel te zijn van mijn documentaires. Het draait immers om een belangrijk onderwerp of over de mensen, niet om de maker. De laatste jaren zijn er veel ik-films. Blijkbaar vinden veel mensen dat mooi, maar ik heb er weinig mee. Bij mij gaat het over geboorte, dood of de verwende burger zonder dat ik er een oordeel over geef. Ik wil dat mensen alle kanten op gesleurd worden, een beetje verbijsterd achterblijven en dan denken: wat vind ik hier nu van?

Neem bijvoorbeeld een van mijn recente films: Schitterend! Het is een documentaire over vuurwerk. In die film komen alleen mensen in beeld die dol zijn op vuurwerk. Ze vertellen waarom ze die traditie zo willen houden. Het zijn heel diverse mensen en de passie spat ervan af. Kranten staan vol over dat vuurwerk weg moet. Dat gevoel heb ik dan na een tijdje zelf ook. En vervolgens vraag ik me af: wie kopen er dan voor 67 miljoen euro aan vuurwerk? Je ziet welke functie vuurwerk voor deze mensen heeft en je vraagt je af of je dat dan allemaal wel weg moet doen. En waarom eigenlijk? Hoezo risico? Hoezo vervelend? Hoezo overlast? De film gaat ook over welke verschuivingen er plaatsvinden binnen tradities.”

Waar ben je nu mee bezig?
“Ik heb eerder Een Goede Plek voor Dex gemaakt. De film gaat over de 17-jarige meervoudig gehandicapte Dex. Zijn ouders vroegen zich af hoe het met Dex moest in de toekomst. Dex is autistisch en slaat zichzelf. Het is voor zulke kinderen heel moeilijk om goede, passende zorg te krijgen. Meervoudig gehandicapte kinderen zijn heel erg moeilijk te plaatsen. De ouders van Dex gingen de zorg zelf doen, want die wilden er bij betrokken blijven. Als je iemand in een instelling doet, ben je die betrokkenheid grotendeels kwijt. Het is een van de twee: of je geeft iemand uit handen of je doet het zelf. Dus zij gingen iets zelf ontwikkelen en dat is niet gelukt. Het is uiteindelijk goed gekomen hoor, maar de film eindigt dus als alle onderhandelingen vastlopen. Zo’n verhaal schetst een maatschappelijke ontwikkeling die me intrigeert.

Veertig jaar geleden was de gehandicaptenzorg keihard. Gehandicapten gingen naar een instelling en je had het er maar mee te doen. Dat is natuurlijk heel erg veranderd. Welke eisen stel je als ouders? Stel je dezelfde eisen aan de zorg voor je gehandicapte kind als voor je gezonde kind? En ook vragen als: wat is er aan het verschuiven en wat willen ouders nu eigenlijk?
Een paar jaar na het afronden van die film wilde ik graag het verhaal vertellen van ouders die de stap van het uit huis plaatsen van hun kind wél hebben gezet. Voor deze documentaire zijn alle opnames afgerond. Ik ben nu aan het spotten en een opzet aan het maken. Half mei ga ik monteren. Het is voor 2doc, KRO-NCRV.
Deze documentaire gaat dus over een gezin waarvan de ouders hebben besloten dat het zo niet langer kan. Hun zoon is 13 en heeft een meervoudige beperking. Die ouders konden gewoon niet meer. De film gaat in op vragen als: waar lopen zij tegenaan bij het zoeken van een plek? En zijn hun eisen nu te hoog of niet?
Ik vind het een mooi proces om steeds dichterbij zo’n gezin te komen. Dat het na een tijdje goed is als je komt. Er gebeurt dan ook van alles voor de camera. Ik ben niet behang, hoor, we zijn er gewoon. Maar dat ze zoveel vertrouwen hebben, daar gaat het om; dat je alles krijgt wat je wilt hebben. En het mooiste vind ik het als kijkers in de film gezogen worden en meegenomen worden in wat zo’n gezin meemaakt. Lachen, huilen en wanhoop voelen; net als een speelfilm. En dan aan het eind denken: wat als het mij overkomt?”

Werk je nu anders dan 5 jaar geleden?
“Nee, maar ik kan er nu wel meer op vertrouwen dat mijn keuzes goed zijn. Dat dat wat ik in eerste instantie voel, klopt. Daar ben ik geruster over. Ik ben easier geworden. En ik weet nu dat het altijd wel goed komt.
Ik werk zoveel mogelijk met dezelfde ploeg, want dan weet ik dat ik daar niets aan hoef te doen. Dat helpt ook heel erg om iedereen voor de camera op zijn gemak te krijgen. Een paar films geleden begon ik met een nieuwe cameraman. Hij moest ontzettend aan mijn manier van werken wennen. Dan waren we bijvoorbeeld een vergadering aan het filmen en dan weet ik wat er gaat komen, maar wanneer het komt dat weet ik niet. Dus ik had gezegd: ‘Niet filmen totdat het komt’. Dus met wat gebaren maak ik dan duidelijk wanneer we beginnen en stoppen met filmen. De cameraman was in het begin haast in paniek omdat hij bang was dat we veel te weinig filmden, want vaak is het juist de regisseur die zegt: ‘doordraaien, doordraaien…’. Uiteindelijk heb je allemaal kleine stukjes, maar ik weet dan precies welk stukje ik later nodig heb, want ik weet wat ik kom halen. Ook als je mensen volgt kan dat, want je kunt prima van tevoren nadenken over wat er gaat komen.

Ik zie bij het maken van een documentaire vaak een speelfilm voor me. Maar dat kan bij documentaire niet, omdat je het niet kunt regisseren. Want er gebeurt wat er gebeurt. Dat kun je wel een beetje bijsturen, maar daar heb je eigenlijk geen invloed op. Het kan heel anders lopen dan jij dacht. Dat vind ik ook het leuke eraan. Maar daar moet je je dan uiteindelijk aan overgeven. En daarom zou ik ook nooit fictie kunnen maken, dat vind ik dan saai. Scenario schrijven alla, maar een fictiefilm maken, nee. Gestileerde documentaires spreken mij dan ook niet zo aan. Als het erg bedacht is, zie ik dat ook. Ik wil liever dat het gewoon gebeurt.
Ik ken regisseurs die de montage een kwelling vinden, maar dat heb ik helemaal niet. Ik vind het heerlijk. Het frustrerende is wel dat je niet altijd het beeld krijgt wat je voor ogen had. Het allereerste idee moet je helemaal wegstoppen en vervolgens moet je iets nieuws maken van wat je hebt gekregen; een nieuw concept dus. En dat is moeilijk want dat oude idee zit zich dan op te dringen. Het ideale concept, dat wat in je hoofd zat en wat het had moeten zijn, dat moet je loslaten. Dat is soms moeilijk, maar daardoor ook heel leuk.
Ik was dit vak begonnen omdat ik wilde dat het de hele tijd veranderde. En dat gebeurt dus ook en dat vind ik geweldig. Dan mag ik me weer helemaal in een onderwerp storten waarbij ik me dingen realiseer die ik me nooit gerealiseerd had. En ik hoop dan dat de kijker hetzelfde overkomt. Als die tenminste geïnteresseerd is in het onderwerp, want dat verschilt natuurlijk per film.”

Heb je dan de neiging om de lijnen van tevoren nog grover uit te stippelen?
“Heb ik bij Schitterend! gedaan. Ik heb toen niets voorbereid. Heerlijk! Maar goed, dat is dan ook een praatfilm. Het is een beetje a la Bromet, maar dan anders. Ik had die mensen in die film wel even kort aan de telefoon gehad, maar dan gingen we er op de bonnefooi heen en lieten we ons volledig verrassen. Dat was heel leuk om te doen.”

Kijk je veel tv?

“Ik kijk eigenlijk een heleboel. En als het me niet bevalt dan zap ik weer weg. Maar ik kijk ook uit professioneel oogpunt. Wat maken ze hiervan? Wat is dit? Er zijn veel dingen waar ik niet van houd, maar ik kijk wel van alles minimaal één deel. Ik kijk zowel documentaire als fictie. Ik ben ook een House of Cards adept. Ik houd heel erg van thrillers.
De series van de VPRO kijk ik ook. Hoewel het wel de hele tijd man-gaat-op-reis is. Dat vind ik soms wel heel mooi gemaakt en interessant, maar ik houd niet zo heel erg van die vorm. De serie in China vond ik wel heel goed. Hij deed dat zo naturel. Het is mooi omdat je dingen ziet die je normaal niet zo snel zou zien. Een beetje a la Michael Palin. Keuringsdienst van waarde vind ik altijd geweldig. Dat is een ander soort televisie maken, maar in zijn soort vind ik dat ook heel interessant.
Ik vind het het mooist als de maker er niet is. Zoals Kim Longinotto dat zo goed kan. Die laat dingen helemaal gebeuren en dat vind ik echt prachtig. Sisters in Law [Florence Ayisi, Kim Longinotto, 2005] is van haar. Toen ik die zag was ik helemaal onder de indruk. Het lukt haar om in the middle of nowhere in Afrika iets te volgen. Hoe ze dat productioneel voor elkaar krijgt, is een wonder; dan moet je van goede huize komen. Twee rechters die in Kameroen van alles doen en daar ben je dan helemaal bij. Dan kun je mij wegdragen van geluk. Dat vind ik zo mooi.

Ik denk dat mijn fascinatie voor dat type film begonnen is toen ik Metaal en Melancholie [1994] van Heddy Honigmann zag. Toen dacht ik: zo kan het ook! Ik zat toen nog helemaal niet in dit vak. En die laatste van haar over het concertgebouw; over dat orkest is al veel gemaakt, maar je ziet dat zij het er bovenuit tilt. Die openingsscène alleen al. Zij begint dan met een monoloog van de percussionist. Bij ons op kantoor hebben we het er dan over; de een roept ‘prachtig’ en de ander ‘gadver!’ ”

Verwacht je iets van de DDG?
“Bij ons op kantoor wordt veel gediscussieerd over films en documentaires. En dat is vaak heel leuk. Onlangs zeiden we tegen elkaar: ‘Dat zouden we eens per maand moeten doen; dan selecteren we 3 recente films of documentaires en dan gaan we elkaar vertellen wat we ervan vonden.’ Misschien is dat een idee; dat je van tevoren aangeeft: deze drie films zijn op tv geweest, daar gaan we het over hebben. En dan praten over hoe ze gemaakt zijn, vertellen wat je ervan vindt en dat ook goed onderbouwen. Misschien komt er geen hond, ik heb geen idee.”

En als een van jouw films dan voorbij komt?
“Dat zou ik wel spannend vinden, ja. Het anonieme van televisie vind ik wel heerlijk. Niet-makers kijken anders naar je film. Ik denk altijd: hoe kijkt mijn tante Annie hiernaar? Want daar maak je het toch in wezen voor; niet voor andere makers.”

Hoe verder?
“Eigenlijk ben ik totaal gelukkig met wat ik doe. Het is pas sinds een paar jaar dat ik denk: ja, dit is goed! Dus voor mij hoeft het niet anders. Behalve dan dat er wat vaker mensen langs mogen komen die zeggen: ‘Wil jij niet nog wat geld om iets te produceren?’ Dat lijkt me wel heerlijk, want dan kun je veel meer maken. Of tenminste met de inhoud bezig zijn.
Ik produceer zelf, dus dat is wel een dingetje. Dat is allemaal zo moeizaam. Dat je echt denkt: ja, ik zie dit en ik weet dat dit gewoon goed wordt! Mensen, kom op nou! En nu moet ik eerlijk toegeven dat de eindredacteuren wel heel vaak meegaan in mijn plannen. Als ik zeg: ‘Dit ís het’, dan hoef ik niet eens zo heel veel te overtuigen om het erdoor te krijgen. Behalve als ze dat onderwerp al gehad hebben of als het ze echt niks interesseert. Maar als ik dan iets heb en ik zie dat het goed komt, dan zeggen ze ook: ‘Go!’ En dat vind ik wel heel prettig. Want ik houd niet van al te veel gedoe.
Het Mediafonds verdwijnt, dat geld gaat dan naar de omroep toe. Ik hoop dat het makkelijker wordt voor ons soort documentaires. Rijk word je er niet van, maar wel gelukkig.”

Meerdere van Rosens films gaan over euthanasie. Veel ervan kun je terugkijken;
Rosens Media
De Strijd om het Einde (59 min. / 2016)
Tot het Bittere Eind (21 min. / 2014)
De Zaak Heringa (15 min. / 2013)
Een Daad van Liefde (55 min. / 2013)
De Laatste Wens van Moek (24 min. / 2010)
Voor ik het vergeet (50 min. / 2009)
Door: Sander Houwen

Regisseer jij films of programma's die worden uitgezonden op televisie?

Meld je gratis aan bij auteursrechtenorganisatie VEVAM en ontvang vergoedingen voor je werken!

Sluit je aan bij VEVAM!

Contactgegevens

Dutch Directors Guild
De Lairessestraat 125 sous
1075 HH Amsterdam

kvk: 33298563
tel: +31 (0)6 836 72 215
e-mail: info@directorsguild.nl

Openingstijden:
Het DDG-bureau is telefonisch bereikbaar op:
maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 13.00 – 17.00 uur.