Filmmakers vogelvrij in jungle van auteursrecht

Blog

Zaterdag 2 november, 2013

Regisseur, scenarioschrijver, het wordt tijd dat we (meer) profijt hebben van onze auteursrechten
We hebben als scenarioschrijver en regisseur auteursrechten, net zoals kunstschilders, boekenschrijvers, componisten en fotografen auteursrechten hebben. Deze rechten geven ons de mogelijkheid om voorwaarden te verbinden aan het gebruik van ons werk; we kunnen zicht houden op wat er met onze films of televisieprogramma’s gebeurt en een vergoeding vragen voor het gebruik ervan. Tenminste, dat is toch de bedoeling van de Auteurswet?
Dat het onmogelijk is om precies te weten wat er allemaal met je film gebeurt is niet nieuw. We kijken daarom nauwelijks op wanneer ons werk, op de meest onverwachte plekken via een Chinese poster van de film of omdat we toevallig afstemmen op een Duitse zender, opduikt, soms zelfs ingekort of van vreemde stemmen voorzien. Het bizarre besef, dat het, ondanks onze auteursrechten, bijna onmogelijk is om voor deze diverse exploitaties een aandeel in de opbrengsten te bedingen, is wel een, tamelijk onaangename, verrassing.
Tot voor kort ontvingen we als regisseur en scenarioschrijver voor het uitzenden van ons werk via de kabel in elk geval nog een vergoeding van de kabelaanbieders. Deze vergoeding vormde een belangrijk onderdeel van ons inkomen, maar de kabelaars zijn per 1 oktober 2012 volledig gestopt met het betalen ervan. Hun voornaamste argument is dat de programma signalen door UPC en Ziggo niet langer uit de lucht worden geplukt, maar door de omroep via de mediagateway rechtstreeks worden aangeleverd.
Een louter technische verandering, die geen enkele invloed heeft op het uiteindelijke resultaat; het uitzenden van auteursrechtelijk beschermde content, zorgt er voor dat kabelmaatschappijen de makers nu ineens niet meer zouden hoeven te betalen? Juridisch waarschijnlijk bijzonder interessant, maar dat kan toch niet waar zijn? We hebben toch auteursrechten?
Begin september deed de Amsterdamse rechtbank uitspraak in een kort geding dat VEVAM namens (vrijwel) alle film- en televisieregisseurs had aangespannen tegen UPC en Ziggo. Hoewel de rechter in haar voorlopige oordeel de aanspraak van regisseurs op een billijke vergoeding voor het (opnieuw) uitzenden van filmwerken volmondig erkent, luidde haar oordeel dat deze vergoeding “op een andere manier zal moeten worden vorm gegeven”.
Hoe dan? Toch niet op basis van art. 45d Aw (het vermoeden van overdracht) via de producent?
Daar hebben we namelijk niet erg goede ervaringen mee.
Of de uitspraak van de rechter juridisch stand houdt, is de vraag, het is in elk geval duidelijk dat de vergoeding op dit moment stil ligt en dat partijen zich tot nu toe niet geroepen lijken te voelen om ons een redelijke vergoeding te geven.
En dat is raadselachtig, vooral als je beseft dat de vergoeding voor de makers in de meeste Westerse landen wél behoorlijk geregeld is. Regisseurs en scenarioschrijvers ontvangen in Amerika bijvoorbeeld standaard een percentage van de bruto-opbrengst die hun werk genereert. Waarom moeten Nederlandse film- en televisiemakers zich dan in een tijdrovende, dure en complexe juridische strijd begeven wanneer ze simpelweg op grond van hun auteursrecht ook een vergoeding willen ontvangen voor het uitzenden van hun werk via de kabel?
Natuurlijk, we leven in een klein taalgebied en dus rekenen we niet op Hollywood-achtige honoraria en royalty’s. Aan de andere kant, er worden vele miljoenen euro’s verdiend met bijvoorbeeld het uitzenden van ons werk via de kabel. Dit blijkt ook uit het winstcijfer van Ziggo, dat in het afgelopen kwartaal maar liefst € 89 miljoen bedroeg. Met dit winstcijfer is het natuurlijk schrijnend wanneer blijkt dat het bedrijf niet bereid is om een bescheiden bedrag te betalen aan de scenarioschrijvers en regisseurs die de programma’s tot stand hebben gebracht. De vergoeding die alle filmmakers samen vragen is ca. 25 cent per kabelabonnee op een gemiddelde abonnementsprijs van ongeveer € 25,- per maand, dat is 1%. Deze ene procent zal een rendement op investeringen echt niet in de weg staan.
Ook voor DVD-boxen, online Videodiensten (VOD) en bioscoopkaartjes betalen consumenten aanzienlijke bedragen en allerlei partijen; de producent, de exploitant, de kabelaar, de omroep, delen mee in deze opbrengsten, waarom zouden de makers van het creatieve product dan genoegen moeten nemen met een éénmalige vergoeding, waar zij als free-lancers ook nog hun eigen pensioen van moeten zien te bekostigen? Was het doel van de Auteurswet niet juist om dit soort uitbuiting van de creatieve partijen te voorkomen?
Hoe kan het toch dat bepaalde partijen in deze sector behoorlijk aan de exploitatie van onze werken verdienen én dat we, als de makers van een film, net als boekenschrijvers, componisten en fotografen, auteursrechten hebben, maar dat we desondanks op dit moment niet in staat zijn om de vruchten te plukken van ons werk?
Een belangrijke oorzaak hiervoor is artikel 45d Aw, het vermoeden van overdracht, een aanpassing van de Auteurswet die ingevoerd is in 1985. De achtergrond van dit artikel is dat films en televisieprogramma’s gemaakt worden door meerdere makers, door scenarioschrijvers, regisseurs en acteurs etc. Deze partijen hebben auteursrechten of naburige rechten en op het moment dat je de film wilt verveelvoudigen (kopiëren) of openbaar maken (vertonen) heb je de toestemming nodig van deze makers. Dat kan omslachtig zijn.
In de jaren tachtig wilde men, om de circulatie van filmwerken te bevorderen, zorgen dat deze rechten geconcentreerd werden bij de producent. Het vermoeden van rechtenoverdracht werd in de Nederlandse Auteurswet opgenomen. Dit artikel bepaalt: Tenzij de makers en de producent schriftelijk anders overeengekomen zijn, worden de makers geacht aan de producent het recht overgedragen te hebben om vanaf het in artikel 45c bedoelde tijdstip het filmwerk openbaar te maken, dit te verveelvoudigen in de zin van artikel 14, er ondertitels bij aan te brengen en de teksten ervan na te synchroniseren. Omdat de makers hierdoor niet langer zelf voorwaarden konden verbinden aan het gebruik van hun werk, werd er in het wetsartikel ook opgenomen dat de producent aan de makers of hun rechtverkrijgenden een billijke vergoeding verschuldigd is voor iedere vorm van exploitatie van het filmwerk.
En hier ging het mis. Artikel 45d Aw dient namelijk zo langzamerhand uitsluitend het belang van producenten en exploitanten omdat gemakshalve vergeten wordt dat tegenover de rechtenoverdracht een vergoeding voor iedere exploitatie voor de makers moet staan. Makers zijn namelijk meestal niet in de positie om via de producent een vergoeding te regelen voor iedere exploitatie. Dat is goed te verklaren wanneer je beseft dat de afspraak tussen producent en maker, over deze vergoedingen, gemaakt wordt in de financieringsfase van de film, op het moment dat de film of het televisieprogramma nog gemaakt moet worden. Op dat moment wil de producent een mogelijke financier rendement op zijn investering kunnen bieden en dus probeert hij de vergoeding die de maker zal ontvangen te minimaliseren en af te kopen met een eenmalige vergoeding, die vaak is inbegrepen in het honorarium. Met het betalen van dit honorarium krijgt de producent ‘rechtenvrij’ filmmateriaal in handen en dat is, zoals uit de omzetcijfers van de kabelmaatschappijen blijkt, veel geld waard. Het is dus zeer begrijpelijk dat men “rechtenvrije content” wil vergaren en misschien steekt er bij een aantal producenten ook niet eens kwade wil achter, maar het gevolg van het vermoeden van overdracht is wel dat de vergoedingen van makers opgeofferd kunnen worden aan het maximaliseren van de winst voor investeerders en exploitanten.
De aanpassing van 1985 concentreert dus vrij effectief alle exploitatierechten bij de producent waardoor hij in staat is onze films en televisieprogramma’s aan te bieden, het heeft er alleen ook toe geleid dat wij als makers nu met lege handen staan, dat we vervreemd geraakt zijn van ons werk, geen zicht meer hebben op wat ermee gebeurt en dat er van de vergoedingen die de wet ons in het vooruitzicht stelt, tot nu toe erg weinig terecht komt.
Gelukkig is deze onvolkomenheid van de huidige Auteurswet inmiddels tot de politiek doorgedrongen en is de wetgever vastbesloten dit probleem met een nieuw Auteurscontractenrecht op te lossen. Het doel van het wetsvoorstel Auteurscontractenrecht is dan ook om de positie van de auteurs te verstevigen. Als dat daadwerkelijk zo is dan moet de wet zodanig geformuleerd worden dat we voortaan wél zullen weten wat er met ons werk gebeurt (dit is in de digitale wereld steeds eenvoudiger te verwezenlijken) én dat we de garantie hebben dat onze vergoeding daadwerkelijk betaald zal worden, bij voorkeur op collectieve basis rechtstreeks geïncasseerd bij de exploitanten. Er zou bijvoorbeeld in de wet opgenomen kunnen worden dat, op het moment dat een partij filmwerken openbaar maakt, deze partij niet alleen toestemming nodig heeft van de producent, maar dat hij daarnaast een proportionele vergoeding verschuldigd is aan de makers, te betalen via het loket van hun eigen rechtenorganisaties. Op deze manier is glashelder wie de rechten heeft (behoudt de producent zijn onderhandelingspositie), zijn er geen belemmeringen voor de exploitatie én kunnen wij meedelen in de opbrengsten die onze werken opleveren. We hebben dan eindelijk de mogelijkheid om in het geval ons werk succesvol is, een financiële reserve op te bouwen waardoor we zelf kunnen investeren in nieuw werk en, niet onbelangrijk, dan ontvangen we eindelijk gewoon zonder rechtszaken waar we op basis van onze auteursrechten aanspraak op kunnen maken.
Wetgever, kunt u alstublieft bij het aanpassen van de Auteurswet de rechtmatige belangen van de makers van films en televisieprogramma’s dit keer zorgvuldig in het oog houden zodat de auteurswet doet wat hij moet doen; bescherming bieden aan auteurs?
——————————————————
Maarten Treurniet is regisseur (DDG lid) en voorzitter van VEVAM
Esmé Lammers is regisseur (DDG lid), scenarioschrijfster en secretaris van VEVAM
 

Regisseer jij films of programma's die worden uitgezonden op televisie?

Meld je gratis aan bij auteursrechtenorganisatie VEVAM en ontvang vergoedingen voor je werken!

Sluit je aan bij VEVAM!

Contactgegevens

Dutch Directors Guild
De Lairessestraat 125 sous
1075 HH Amsterdam

kvk: 33298563
tel: +31 (0)6 836 72 215
e-mail: info@directorsguild.nl

Openingstijden:
Het DDG-bureau is telefonisch bereikbaar op:
maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 13.00 – 17.00 uur.